Fietskrat
Karel. Drie stipjes. Kanker yup.
De tekst is met dikke roze letters op een felgeel krat geschreven – een kleurcombi waar je netvlies even van moet bijkomen. Het krat trekt mijn aandacht. De fiets, een gammel barrel waar het krat op vastzit, staat geparkeerd tegen een paaltje waar stickers met een grote rode streep juist fietsen proberen te weren.
Ik blijf staan. Wie doet zoiets? En waarom raakt het me?
Young Urban Professional. Zo’n jongvolwassene met een hippe baan, flat white in de hand en een maandabonnement op linnen dekbedovertrekken van ethisch katoen. Strak gekleed, emotioneel intelligent en vaak net iets te zichtbaar in buurten waar de huurprijzen harder stijgen dan de bakfietsen kunnen rijden.
Niet te verwarren met de Havermelkelite. Of is dat een kip-ei-verhaal?
In de oude stadsbuurt waar ik woon zijn ze in ieder geval niet heel blij met yuppen. Winkeliers verdwijnen. Bagelboys verschijnen. Lange rijen voor groene matcha-havercappu’s. Oesters slobberen op de biologische markt op zaterdag. En wie krijgt de schuld van het verdwijnen van “normale” melk? De yup.
Mijn bange – o nee, verlegen moet ik tegenwoordig zeggen – rescuehond uit Griekenland snuffelt ondertussen aan het paaltje waar Karels fiets tegenaan staat. Ik verhoog mijn stem een paar octaven, alsof ik tegen een baby praat. Want dat vinden bange honden chill, zeggen ze op de fora. Dus roep ik: “Heeel goeeeed, dat is goeeed.”
Weinig reactie. Twee grote bruine oren in de nek geplakt vanwege een fatbike in sneltreinvaart.
Terug naar het krat. En de barrel van Karel de KK Yup.
Is het trouwens de of het krat?
Misschien bedoelen ze geen kanker. Misschien staat het gewoon voor: Karel Kalende Klimaatbewuste Yup. Of Karel Koffieslurpende Kantooryup.
Misschien is het iets dat íemand anders over hem schreef. Een publieke roast. Een sticker op zijn bestaan. Maar wat dan? Belediging? Waarschuwing? Een “mopje”?
Misschien moet Karel gewoon gestraft worden voor z’n flat white. Misschien is hij niet eens echt, maar gewoon een naam die lekker bekt. Een anonieme haatbrief aan brunchplekken, labradoodles en bakfietsen vol kinderkoekjes.
Of… Karel ís er wel. Heeft zich eerst verzet tegen de scheldnaam, tot hij dacht: fuck it, dan ben ik die KK Yup. Een geuzennaam. Een belediging die is teruggekaatst.
Wat begon als frustratie op een krat, fietst nu als statement door de stad: Hier ben ik. De kanker yup. Ik besta.
Het krat blijft felgeel stralen in de middagzon. De boodschap blijft dubbelzinnig.
En ik blijf denken: als je zoiets schrijft – of er zelf mee rondfietst – zit er iets onder. Je schreeuwt niet zomaar iets de wereld in, toch..?
En dan die drie stipjes. Dat maakt het ook niet beter. Het kan een dubbele punt zijn of misschien is het uitgeschoten door het vriendje van het buurjongetje, die tijdens het schrijven een elleboog gaf. Bam. Weg leesteken, hallo Bermuda-driehoek. Een geheim teken van de yuppen-sekte.
Ik stel me voor dat ik Karel tegenkom bij een stoplicht. Zou ik hem vragen: ben je trots? Of bang? Of allebei tegelijk? Misschien zegt hij niks. Misschien een knikje. Hand op het stuur. Verder trappen. Misschien stort hij zich ontroostbaar in mijn armen.
Terwijl de hond nog steeds snuffelt – “GOOOOOEDZOOOOOO” – kijk ik verwachtingsvol om me heen.
Wat als Karel nu uit een deur komt lopen. Zou ik ‘m herkennen? Wat als hij me aankijkt en zegt: ja, ik ben het. Of: nee, je bent de zoveelste. Al is het maar iets om m’n hoofd uit deze nutteloze hersenkraker te verlossen.
Maar nee. Geen Karel. Ook geen buurjongetjes met een schooltas waar een dikke roze stift uit bungelt als verraderlijk bewijs.
Alleen ik, de hond en dat krat.
Dan pist m’n hond – voor het eerst met zijn poot omhoog – tegen het wiel van Karel en lopen we snel door.