Thirta Quddus

Sinds drie jaar loopt er een nieuwe rode draad door m’n leven.
Of nouja, eigenlijk is het geen draad want: permacultuur loopt niet lineair. Eindelijk iets dat níet in rechte lijnen wil.
Het is eerder een cirkel. Of een rode vlek. Een warm vlammetje. Een cyclus misschien.
Ik zoek het juiste woord nog – want nu lijkt het alsof ik een bloedoffer aan de godin van vruchtbaarheid breng, terwijl het gewoon over landbouw gaat.

Het begin van die rode draad, cirkel, vlek – ach who cares – het was niet groots of verlicht. Het begon omdat de centen op waren.
Alles zat in m’n zelfbouw camperbus – bloed, zweet, tranen, dromen, al m’n spaargeld en laatste restjes richtingsgevoel.

Hoe ga je dan op reis, vraag je? Eigenlijk heel simpel: weinig geld, zin om buiten te zijn en hostels (lees: dronken mensen die hun backpack én hun waardigheid kwijtraken)? Nee bedankt. Dus ik meldde me aan op een platform: WWOOF.
Vrijwillig werken op het land, in ruil voor eten en een staplek.
Ik ging naar boerderijen. Ik ging biodynamisch.
1 + 1 = ik tussen de kippen.

Fast forward naar nu: Maleisië. En als ik in het weekend mag kiezen waar we heen gaan, kies ik geen resort. Geen bountystrand. Geen cocktail met parasolletje in infinity pool. Ik sleep m’n jeugdvriendin mee de jungle in. (Of nou ja, zij sleept mij – want links rijden voelt voor mij nog steeds als spookrijden..)

We gaan naar een permaculture farmstay.
Er zijn compost-wc’s. Er zijn kraaiende hanen.
Er is geen airco. En het voelt als thuiskomen.

Safia

De plek wordt gerund door Safia. Tien jaar geleden trok haar man weg uit Kuala Lumpur.
Naar een oude rubberplantage op een uurtje rijden van de stad. Hij had grootse plannen: permacultuur, voedselbossen, circulaire kennisdeling, een plek voor verbinding – met de aarde, met elkaar, met later. Hij noemde het Thirta Quddus.

Safia vond het in het begin allemaal maar niks. Ze ontmoetten elkaar bij Okido – een soort vechtsport slash ademtechniek slash cult met zachte kussens – en werden verliefd. Hij nam haar mee zijn droom in. Maar zij werkte toen nog in de stad, droeg jurken met rechte naden en had geen idee wat ze in die jungle moest gaan doen.

Insecten. Stilte. Poepen op een composthoop.
Misschien vergelijkbaar met hoe ik over werken in hostels dacht?

Maar langzaam landde ze. De puzzeltjes van een ecosysteem. Het ritme van planten. Het luisteren naar dingen die (ogenschijnlijk) niet terugpraten. Natuur werd haar medicijn. In tien jaar bouwden ze samen een paradijs.

Bananencirkels.
Groentebedden.
Duckponds, fishponds, fruitbomen.
Vier gebouwen. Zonne-douches. Composttoiletten met kokosmulch.
Twee logeerkamers. Een buitenkeuken.
Kippen. Geiten. Een dojo. Een evenementenruimte.
Een rond mud house.

Ze gaven les.
Ze gaven ruimte.
Ze gaven door.

Kombucha

Zo ook wijsheden over gefermenteerde thee. We volgen dat weekend een kombucha-workshop.
Met suikerwater aan onze vingers zijn we bezig met fermentatieschema’s en recepten, die aanvoelen als hekserij.
Safia vertelt over zorg dragen voor iets dat leeft.
Over fermentatie als transformatie.

En dan, tussen twee theesoorten door, zegt ze dat haar man vorig jaar augustus is overleden.
Geen dramatisch moment. Geen crescendo.
Maar het wordt wel stil.

Stukjes vallen bij mij op hun plek.

Los van dat ik gewoon niet wist wat late husband betekent – en dus tijdens de rondleiding zeer ongepaste vragen blijk te hebben gesteld. Had ik het wel gevoeld: waar ís de man over wie ze zo vol liefde praat? De oprichter van dit alles? Komt hij zo achter een boom vandaan?

Ze zegt het rustig. Bijna alsof het iets is wat vanzelf ook weer terug zal groeien.
Vier zonen. Alles wat ze samen maakten, zet zij nu voort.
“Soms maak ik keuzes waarvan ik weet: dit had hij niks gevonden,” zegt ze.
“Maar ik moet deze plek nu ook van mij maken.”

En ik voel iets kantelen in m’n lijf. Dit is waarom ik dit soort plekken kies. Niet (alleen) voor de geiten. Niet (alleen) voor de compost-wc.
Maar voor dit. Voor fantastische mensen die midden in een droom staan en blijven ademen als die droom ruw van vorm verandert.

Alsof ik eindelijk weet waar ik moet aankloppen.
En weet: daar is ruimte.
En iemand met aarde onder de nagels.
En thee die nog aan het gisten is.
En ergens – voelbaar maar onzichtbaar –
iemand die dit ooit in beweging bracht, nog steeds meebeweegt.

Coby

We verlaten de boerderij met twee SCOBY’s in een boodschappentas. Natte, slapende schijven. Glibberige pannenkoeken die ooit zoete, probiotische drank worden.
Eenmaal terug in de stad zoeken we samen een goed plekje voor het nieuwe huisdier.

Wat zou hij fijn vinden?
Even acclimatiseren?
Vraag ’t m anders ff.
Buiten is het wel heel warm.
Misschien toch beter in de droge keuken.

De tweede proppen we bedachtzaam in een ziplock bag met 100 ml startervloeistof.
Ik wikkel ’m in m’n slaapshirt en duw hem tussen mijn vieze sokken in m’n rolkoffertje.

Bij de douane denk ik: dit moet eruit zien als biologische bioterreur.
Maar ik zeg niks. Zij gelukkig ook niet.
En dus reist hij met me mee.
Een plakaat schimmel in m’n rolkoffer van Kuala Lumpur naar Amsterdam.

Eenmaal thuis leeft hij nog. Ik noem ‘m Coby.

Hij zweeft als een zachte maanlanding in een glazen pot op het aanrecht.
Hij groeit. Hij vermenigvuldigt.
En elke ochtend check ik:
Bubbelt ‘ie nog?

Dankzij Coby denk ik elke ochtend aan m’n jeugdvriendin én Safia.
Aan hoe leven soms verder groeit, zelfs als de wortels ergens zijn afgesneden.
Aan hoe niet alles wat weg is, stopt met doorwerken.
Zoals in permacultuur: niks gaat echt verloren, het verandert gewoon van vorm.
Draad, vlek, cirkel – who cares.

Vorige
Vorige

Human Design? Kook gewoon een ei

Volgende
Volgende

Fietskrat